Berigt-89: misère in de Matsloot

 

Enige tijd geleden kwam een lid van de Filatelistenvereniging Roden-Leek in het bezit van een onooglijk briefkaartje, waar hij toch erg mee in zijn nopjes was.

Een briefkaart! Het is vast al een tijd geleden dat u een briefkaart in de bus kreeg. Vroeger, en zeker voor de oorlog, bestond de post voor het grootste deel uit briefkaarten. Het tarief was voordeliger dan een brief, de postzegel zat er al op en je hoefde geen envelop open te maken. Op de achterkant kon je je verhaal ruimschoots kwijt.

Terug naar de postzegelverzamelaars. Ook de tijd dat dit oude heren waren, die alleen bezig waren om de lege vakjes in hun albums te vullen, ligt ver achter ons. Tegenwoordig is de "sociale filatelie" sterk in opkomst. Het is interessant omdat het verzamelen dan meer persoons- of plaatsgebonden is en een beeld geeft van een voorbije periode. Met zeldzame, dure postzegels lukt dat niet, maar met simpele poststukjes van bijvoorbeeld een eeuw geleden kunnen situaties van vroeger duidelijk gemaakt worden. Zoals met het briefkaartje dat u hieronder ziet.

Het is gericht aan Den Heer Burgemeester te Roden en gedateerd 24 september 1897, verzonden uit Hoogkerk. Het gaat over een voorval in de Matsloot (de polder Matsloot ligt ten noorden van Roderwolde) en dat viel onder verantwoordelijkheid van de gemeente Roden.

 

 

Aan de achterkant staat met potlood een zorgelijk bericht geschreven.

 

 

Met enige moeite valt de tekst de ontcijferen:

 

Mijn Heer Burgemeester De is diende u te Berichten

Dat wij verdenkelijk mondenklouzeer hebben onder

zes stuks Vee ouwd eenenhaljaar Loopen ende Weide

ten Noorden de matsloot de Plaats de eende

kooij Genaamd tans Bewoond Door Joek de Haan

Zij loopen ten oosten Van de Haan onmidelij bij de

MatSloot en ZWeten aan het land Van

Van Johanes Vander Veen. Wild u Edele er even

Voor Zorgen  W de Boer Bij dorp Hoogkerk

 

Waar gaat dit over?

Wie te maken kreeg met een besmettelijke ziekte, zoals in dit geval mond-en-klauwzeer, was verplicht om hiervan melding te maken. Het was dus niet de bedoeling dat de burgemeester even langs kwam om het vee te verzorgen, maar het betreft hier de melding.

Mond-en-klauwzeer (MKZ), ook wel tongblaar genoemd, was en is een zeer besmettelijke virusziekte bij evenhoevigen (rundvee, varkens, schapen, herten en geiten). Gedurende een week of twee zijn de dieren ernstig ziek, gedragen zich onbehandelbaar en produceren minder melk. De melkproductie kan zelfs helemaal stoppen; 1-2 % van de besmette dieren overlijdt.

MKZ is in Nederland een aangifteplichtige ziekte. Een veehouder of dierenarts die deze ziekte vaststelt of vermoedt, is verplicht dit direct bij de overheid te melden.

De ziekte bestaat al eeuwenlang, maar komt pas sinds 1840 in ernstige vorm in Nederland voor. In 1894 werden 15.000 bedrijven getroffen door MKZ, in 1897 (de tijd waar dit artikel over gaat) waren het er al 45.000 en in 1911 zelfs meer dan 70.000, dat was toen een op de drie bedrijven ! (Bron: Wikipedia.)

 

Hoe het afliep, weten we jammer genoeg niet. Wel weten we meer over de personen die in de tekst staan vermeld. De ongelukkige W. de Boer die dit alles overkwam was waarschijnlijk Willem de Boer, geboren in 1847 te Leegkerk en in 1873 getrouwd met Grietje de Boer. Willem stond ingeschreven als "arbeider". We mogen aannemen dat hij zijn boerderijtje pachtte en het voorval in 1897 wel te boven kwam. Samen met buurman "Johanes" van der Veen (zoals deze op het kaartje genoemd wordt) treffen we zijn naam namelijk aan in een advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden van 17 juli 1902. Een graas of gras was de hoeveelheid gras die per jaar nodig was voor een koe: bijna een halve hectare.

 

 

Johannes, geboren in 1839 aan de Matsloot, was in 1869 getrouwd met Froukje Mulder uit Leek en zij woonden op de plaats Hoogheem, wat tegenwoordig aan de "andere kant" van de A7 ligt, maar tot de grenswijziging van 1989 bij Drenthe hoorde.

Deze Johannes was de grootvader van de in Roderwolde bekende caféhouder Jo(hannes) van der Veen, die vanaf 1969 met zijn vrouw Annie Rademaker de uitbater was van Het Rode Hert.

 

De andere buurman die genoemd werd, was Joek de Haan. Onder die naam vinden we hem niet, want officieel was zijn voornaam Juke. Hij werd geboren in 1860 in Zevenhuizen en trouwde in 1889 met Geertje de Boer uit Noordhorn. Na het huwelijk ging het stel in de gemeente Roden wonen, in de polder Matsloot. Tot hun latere verhuizing naar Hoogkerk in 1924 bewoonden zij een ondertussen verdwenen boerderij aan de Roderwolderdijk, in de buurt van de huidige Hoeve Eiteweert.

Maar woonden zij daar ook in 1897? Waarschijnlijk niet. In het briefkaartje en in advertenties van topgrasverkopingen wordt steevast gesproken over "de plaats de Eendekooi aan de Matsloot", waarvan Joeke pachter was. Vroeger waren er veel eendekooien, zodat dit nog niet direct duidelijkheid geeft.

Op oude kadastrale kaarten van de Matsloot en omgeving is de naam "Eendekooi" minstens twee keer ingetekend. Een van die plekken is bij veel Rowolmer bekend als de Kooihoogte. Het ligt waar tegenwoordig de Hooiweg loopt, niet ver van het oerbos-monument.  Het is alleen niet logisch dat Joek de Haan daar zijn vee weidde, bij het "hakbosch", dicht bij Roderwolde.

De naam komt echter ook voor bij een plek net ten noorden van de A7, niet ver ten westen van 't Hoogheem, en dat is wel helemaal volgens de beschrijving. Alle drie boerderijen lagen daar dan bij elkaar in de buurt.

 

Tot slot één van de vele topgras-advertenties in het Nieuwsblad van het Noorden. In deze, van 17 juli 1893, komen we zowel Joeke de Haan als de naam Eendekooi tegen:

 

 

Met dank aan John Tolsma, Jannie Buring en de archiefmedewerkers van de HV Roon voor hun bijdragen.

WvdV