Berigt 10 – De scheiding van de Duivekamp

 

De vorige keer kwam in deze rubriek de nieuwe bewoning van de Hoofdstraat aan de orde. Wij kregen korte tijd later een officïele akte aangeboden waarin de scheiding en verdeling van het bouwland genaamd ”Duivekamp” wordt beschreven. Hier volgt een korte samenvatting van deze akte, opgemaakt ten kantore van notaris de Baat uit Roden.

 

            Op 24 november 1924 werd op een openbare veiling een perceel bouwland te Roderwolde, groot 92 are en 40 centiare, aangekocht door:

1. Hielke Bijsma, arbeider te Foxwolde,

2. Jan Faber, molenaar te Roderwolde,

3. Albert Tuinman, timmerman te Roderwolde,

4. Thijs Riemers, landbouwer te Sandebuur.

            “De comparanten verklaarden van gemelden grond vier op het terrein zichtbaar afgebakende perceelen te hebben gemaakt, te weten:

Nummer één, groot ongeveer 23 are, uitmakende een min of meer noordoostelijk gedeelte van het perceel Sectie D, nr. 18.

Nummer twee, gelegen naast nummer Een, groot ongeveer 22 are, 50 centiare, uitmakende het resterend min of meer zuidwestelijk gedeelte van het perceel Sectie D, nr. 18 en een min of meer noordoostelijk gedeelte van het perceel Sectie D, nr. 45.

Nummer drie, gelegen naast nummer twee, groot ongeveer 22 are, uitmakende een middengedeelte van het perceel Sectie D, nr. 45.

Nummer vier, gelegen naast nummer drie, groot ongeveer 24 are, 90 centiare, uitmakende het resterend min of meer zuidwestelijk gedeelte van het perceel Sectie D, nr. 45.

            Alsnu tot de scheiding overgaande verklaarden partijen toe te deelen, gelijk door ieder wordt geaccepteerd, aan den deelgenoot Albert Tuinman nummer Een (f. 1000,-); aan den deelgenoot Thijs Riemers nummer Twee (f.900,-); aan den deelgenoot Jan Faber nummer Drie (800,-); aan den deelgenoot Hielke Bijsma nummer Vier (f.640,-).

            De gronden kunnen door de verkrijgers in gebruik en genot worden aanvaard voorzover onbezaaid dadelijk en voorzover bezaaid zoodra het land van de vrucht zal zijn ontbloot, met dien verstande echter dat wanneer op het met rogge bezaaide land mocht worden gebouwd of getimmerd, de daarvoor benoodigde grond te aanvaarden is, wanneer met de bouw begonnen wordt.

            De hiervoor bedoelde rogge wordt door de comparanten nog gezamenlijk behouden, hetzij om die zelf te oogsten, hetzij om die te verkoopen, en alszoo niet in de scheiding is begrepen.”

 

Er is de laatste tijd veel gepraat over de betekenis van het woord ‘de Doefkamp’. Uit bovenstaande blijkt dat toch eerder gedacht moet worden aan een connectie met het vogeltje dan aan het gewas ‘doevebonen’.

AvD