Berigt 11 - Roderwolde en zijn predikanten

 

Tijdens het afscheid van Martin de Heer zijn mooie en gedenkwaardige woorden gesproken. Als dominee met en tussen het volk kreeg hij de waardering die hij verdiende. Vooral zijn rol in het overleg binnen het samenwerkingsverband tussen de kerken in Roden en Roderwolde werd door de sprekers beeldend weergegeven. De identiteit van de kleine kerkgemeente is mede dankzij Martins inzet (voorlopig?) gelukkig gespaard gebleven. Een duik in de geschiedenis leert dat enkele van zijn voorgangers zich eveneens met hart en ziel hebben ingezet voor het wel en wee van de Jacobskerk en haar gemeente.

Direct na de Reformatie aan het begin van de 17e eeuw was het niet zo eenvoudig om een protestantse dominee te vinden. De verboden roomse leer zat er nog diep in en de oude pastoor was ook niet van zins om zonder slag of stoot het veld te ruimen. Hij had uiteindelijk geen keus en moest met zijn gezin de pastorie verlaten.

Nadat de weem (het oude woord voor pastorie) enigszin was opgeknapt trok de nieuwe hervormde predikant Johannes de Bruijn erin. De woonsituatie bleef echter zeer erbarmelijk en de vrouw van de dominee smeekte bij de Landschap om extra subsidie om de koude winter door te komen. Het inkomen was karig en de dominee moest hard werken als boer om een redelijk bestaan te kunnen leiden. Waarschijnlijk had Martin het in die jaren wel bijzonder zwaar gehad, want het boerenbestaan zit hem toch echt niet in de genen. Misschien had hij als visser in het Sulthemeer meer succes gehad.

 

Na de Reformatie werden alle kerkelijke bezittingen door het bestuur van de Landschap geïnventariseerd. Daartoe moest het kerkbestuur een nauwkeurige lijst van goederen overhandigen. Dat lukte slecht in Roderwolde. Op mysterieuze wijze waren kerkboeken verdwenen of wisten de kerkvoogden niet meer precies hoe groot de percelen waren. Er ontstond een slepend conflict waarin de toenmalige predikant Datho Balthasars kosten noch moeite spaarde om de belangen van zijn gemeente te behartigen. Dankzij zijn volharding kon de kerk in Roderwolde nog jaren genieten van de inkomsten van de kerkelanden.

Bijna tweehonderd jaar later, toen de kerk en de pastorie praktisch onbewoonbaar waren geworden, heeft dominee Schönfeld een verbeten strijd gevoerd om de nodige gelden voor nieuwbouw los te krijgen. Hij beschreef de situatie van de oude pastorie als volgt: ” … dat nog zeer onlangs iemant der huisgenoten boven de woonkamer door de solder is gevallen.” Hij had al eerder met zijn grote gezin zijn toevlucht gezocht in ”Woldzigt” en drong er bij de officiële instanties sterk op aan om de pastorie van de hoek van de Achterste weg te verplaatsen naar de Voorste weg, tegenover de nieuw te bouwen kerk. Koning Willem I kon niet doof blijven voor het dreigende argument van de predikant dat ”de gemeente zich eerlang in de droevige omstandigheid zal bevinden, om de uitoefening van den openbaren Godsdienst te moeten staken.” Roderwolde ontving f 5000,-, de toegezegde eigen bijdrage van f 1000,- zijn in de annalen niet terug te vinden.

Een klein kerkje in een klein dorp heeft veel te danken aan de inzet van een lange rij goede predikanten!

AvD