Berigt 50: Peizerdiep en Roderwolderdijk (uit: Rowol Toendertied)

 

Enige tijd geleden hebben we toegezegd zo nu en dan iets te publiceren uit het boek “Rowol Toendertied”. We beginnen met de aflevering “Het Peizerdiep en de Roderwolderdijk”. (Het boek is onderhand 30 jaar oud en soms is er iets vermeld waar we nu toch wat anders tegenaan kijken. We houden ons echter aan de oorspronkelijke tekst.)

 

Het Peizerdiep en de Roderwolderdijk hebben eeuwenlang enerzijds de watervoorziening en waterhuishouding verzorgd, daarnaast vormden ze over water en over land de onmisbare verbinding tussen de noordelijke streken, de stad Groningen en het zuiden. Daardoor heeft Roderwolde van oudsher behalve een agrarisch, ook een duidelijk forensen karakter gehad. De wegen waren weliswaar vooral 's winters bar slecht, maar in het uitgestrekte veen- en moerasgebied van Noord-West Drenthe was de Roderwolderdijk met de aansluiting via de oude Kleiweg naar Roden de enige verbinding over land. Ook de inwoners van Peize moesten over Roderwolde langs de Dijk naar de stad, daar de oostelijke madelanden meestal onbegaanbaar waren.

Men kan zich voorstellen dat in droge jaargetijden veel reizigers te voet of te paard op weg naar de stad in het noorden, aanlegden bij een pleisterplaats aan de Voorsteweg om zich te verfrissen. Behalve eten en drinken, kon men daar immers ook de reisvoorraad aanvullen: de kastelein van "Het Roode Hert" was ook bakker, kruidenier en boer. Een laatste stop kon nog gemaakt worden bij de overzet, waar het in het Peizerdiep stroomt. Hier had Jan Jans de Weert in het midden van de 17e eeuw al een herberg. Na hem werden de herbergiers op deze plaats altijd met de bijnaam "de Weert" aangeduid. Als men zich hier had laten overzetten, bereikte men al spoedig door de Drentse Laan, de grote stad.

 

Roderwolde heeft in goede en in slechte tijden altijd "onder de rook van Groningen" gelegen. In tijden van oorlog trokken soldaten hier plunderend voorbij en werden vast en zeker menig kip en varken aan het spit geregen. Reeds in 1350 waren Roden, Roderwolde en Peize verwikkeld in een oorlog met de stad Groningen, en daar de verbindingen schaars waren, moest natuurlijk ook het voetpad over de Roderwolderdijk gebruikt worden, ook al was dit doorgaans in een erbarmelijke staat. Tijdens de Saksische oorlogen aan het begin van de zestiende eeuw lag Roderwolde tussen twee vuren: in het noorden de belegerde stad en in het zuiden Mensinge in Roden, eigendom van de familie van Ewsum die actief aan deze oorlog deelnam.

In deze oorlogsverwikkelingen speelt het Klooster van Aduard een belangrijke rol; het werpt zich steeds weer op als een trouwe bondgenoot van de Noorddrentse dorpen. Geen wonder als we bedenken dat het klooster hier grote economische belangen had o.a. als deelgenoot in de marke van Roden en als belangrijkste partner in het Aduarder Zijlvest.

De laatste keer dat soldatenvolk over de Roderwolderdijk trok was in 1945 toen de Duitsers naar Groningen moesten vluchten. We kunnen ons levendig voorstellen dat de vroegere Rowolmers vogels van velerlei pluimage aan zich voorbij hebben zien trekken.

 

De mensen reisden noodgedwongen meestal over water. Vanuit Roderwolde voer men over één van de talloze brede sloten of tochten achteruit naar de Matsloot. Bovendien waren er verschillende schipsloten die direkt in Roderwolde en Foxwolde aansloten op het Peizerdiep. De huidige Schipsloot in Roderwolde tegenover de molen hoorde oorspronkelijk bij het buiten "Woldzigt", het grote huis dat ooit stond op de plaats waar de familie Datema later hun boerderij bouwde (Hoofdstraat 62). Ook "de Waalborg" had eigen verbindingen.

Het vracht- en passagiersverkeer van Peize en Roden ging eveneens voor het grootste gedeelte door het Peizerdiep. De beurtschipper was ook postbode en bezorgde bij schulte Jan Wilmson Kymmell de poststukken, waar bij het adres meestal een simpele notitie stond: "tot Groningen te bezorgen in het Rhoonderschip" (±1800).