Berigt 52: het waterschap De Zuidermaden (uit: Rowol Toendertied)

 

In Foxwolde was vroeger en ook nu nog de waterstaatkundige situatie verschillend van die in Roderwolde, daar de hele buurtschap in tweeën gedeeld wordt door de Roderwolderweg-Kleiweg. Vooral in het gebied ten oosten van deze lijn, dus in het stroomdal van het Peizerdiep, had men voor de aanleg van de polder ernstig last van overstromingen. Soms kwam het water in natte tijden tot aan de Roderwolderweg! Zo gauw dan de vorst inviel, bonden de jongens hun schaatsen onder, stopten een tang in de zak om onderweg hinderlijke richels uit de weg te ruimen en scheuvelden zo ongehinderd vele kilometers naar het noorden of het zuiden.

Maar niet iedereen was even gelukkig met deze toestand. Vandaar dat de ingelanden besloten om de landen afwaterend op het Peizerdiep te verenigen in een polder en deze te bemalen. Het waterschap "De Zuidermaden" werd opgericht in 1914 en besloeg 220 ha. Het bestuur werd gevormd door de volgende heren: G. Beereboom, Foxwolde (voorzitter), Fl. Aukema (secr.-penningmeester) en W. Ipema, beiden uit Roderwolde; J. Assies, H. Brouwer en H. Douwes, grondeigenaren wonend in Roden.

 

De eerste zorg van het bestuur betrof het inzamelen van de benodigde financiën voor de aanschaf van de technische hulpmiddelen. In de notulen van 10 april 1915 van de vergadering, gehouden in café Hoff te Roderwolde lezen we: "Nadat de vergadering, die zeer slecht door de ingelanden was vertegenwoordigd, door den voorzitter was geopend, werd mededeling gedaan van een besluit van gemeld Waterschap, hetgeen ook op de aanplakbiljetten was bekend gemaakt, aangaande verschillende geldleningen aan te gaan, voor het indijken van voornoemd Waterschap, alsmede de aankoop van een petroleummotor".

Financieel kwam men al heel spoedig in de problemen, want we lezen kort daarop in de notulen van 22 november 1915: "dat er aanmerkelijke tekorten voorkomen doordat de lonen der daglooners zeer hoog zijn, en door de mobilisatie (1914-1918, red.) bijna geen daglooner is te krijgen. Hoe groot het tekort is, is nog niet met zekerheid te zeggen, maar het zal zeker eenige honderden guldens bedragen".

 

Het gemaal werd bediend door een watermolenaar, in dienst van het waterschap, die op grote afstand van het gemaal woonde. De eerste molenaar was Jan van der Heide, landbouwer te Foxwolde. Vergeleken met de situatie waarin zich zijn collega van "Matsloot-Roderwolde" bevond, was alleen al de tocht naar het gemaal in de Zuidermaden een hels karwei. Ouderen zullen zich ongetwijfeld de plaats van het gemaal herinneren: achter de Kleibos, op de dijk van het Peizerdiep, ongeveer daar waar nu een zinker van het Zuiveringsschap Drenthe en een transport-aardgasleiding door het Peizerdiep liggen. Van der Heide moest altijd eerst ruim 2½ kilometer lopen (de wegen door de Kleibos zijn immers ook nu nog onbegaanbaar voor fietsen) voordat hij met zijn werk kon beginnen. Jan van der Veen, de latere molenaar, vertelde dat hij bij hoog water een omweg langs de Schipsloot moest maken, omdat de gehele Zuidermaden diep onder water stonden. Wanneer er bij nacht gemalen moest worden was het helemaal uitkijken geblazen: om in het donker het gemaal enigszins droog te bereiken was geen sinecure. Daar moest dan het werk geklaard worden bij het schaarse licht van een petroleumlamp of een stormlantaarn, ook wel vleermuis genoemd.

De motor was een Bronsmotor van 10 pk, 1 cyl. 900 t.p.m., voorzien van een luchtcylinder. Deze cilinder met samengeperste lucht met een druk van 15 atm. was nodig om de motor te starten. Maar o wee, als de molenaar, na zijn barre nachtelijke tocht, bemerkte dat de manometer teruggelopen was tot 3 atm. Dan zat er niets anders op dan weer naar huis terug te gaan en een viertal sterke kerels op te halen om met vereende krachten de motor weer op gang te krijgen.

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)