Berigt 60: het verkeersnet, deel 3 (uit: “Rowol Toendertied”)

 

Het jaar 1934 was voor Roderwolde een heel belangrijk jaar. Toen kwam de doorgaande verbinding met Vierverlaten tot stand. Al in 1852 hadden de Rowolmers een dringend verzoek naar de Staten van Drenthe gezonden, waarin zij klaagden over "den onvoldoenden staat van den Roderwolderdijk als rijweg en over de omweg, welke zij moesten maken, wanneer zij den genoemden dijk naar Groningen niet kunnen gebruiken, en uit dien hoofde verzoekende, dat de Roderwolderdijk moge worden verbeterd, en den weg langs de woning van J. Douwes moge worden verlegd". (De weg naar Roden, de Kleiweg, liep toen nog langs de Kleibos. In 1884 hebben de Rowolmers dus hun zin gekregen.)

Het zou toen echter nog meer dan 50 jaar duren voor er een goede weg naar Vierverlaten tot stand kwam. Het hele karwei werd bij wijze van werkverschaffing uitgevoerd door werklozen uit Roden, Odoorn en Emmen. Omdat het voor de twee laatstgenoemden niet mogelijk was elke avond naar huis te gaan waren zij ondergebracht in houten barakken in Peizerwold. Zij moesten dus elke dag twee maal met het pontje van Bommelier worden overgezet. De kosten van dit pontje werden eerst betaald door het waterschap. In de notulen daarvan lezen we in 1933: "Van den Inspecteur voor Steunverlening in Drenthe, inzake Restitutie van de door de Waterschappen betaalde veergelden ten bedrage van ƒ 276,-".

 

Kranen en draglines waren er in die dagen nog niet, zodat al het grondwerk met de schop moest worden uitgevoerd. Kilometers smalspoor en tientallen "kipkarren" waren nodig om het zand op de plaats van bestemming te brengen. Het benodigde zand werd zo dicht mogelijk in de buurt van het wegtracé gegraven: in het overgangsgebied naar de lage veengrond was dat ruimschoots aanwezig. Zo werden aan de Achtersteweg en langs het nieuwe tracé verschillende percelen van L. Coopman en Derk van Zanten e.a. afgegraven. Eerst werd de graszode netjes afgestoken, daarna verwijderde men de zwarte grond en tenslotte werd het gele zand tot een meter diepte afgegraven en afgevoerd. Het terrein werd daarna in omgekeerde volgorde weer dichtgemaakt.

Ook van elders werd zand aangevoerd. Zo schrijft de Leekster Courant van 7 oktober 1933: "Roden. Bij het kanaal zijn hier de werkloozen bezig om de wallen, welke telkens verzakken, gedeeltelijk weg te graven om verzakking te voorkomen. De grond wordt met pramen naar de Matsloot vervoerd en zal daar straks voor de nieuwe weg Roderwolde-Vierverlaten gebruikt worden".

 

Daar het gebied waarbinnen men werkte meer dan 1200 ha groot was, was het noodzakelijk om een duidelijk en efficiënt communicatiemiddel te gebruiken. Daarvoor had men zijn toevlucht genomen tot een oud beproefd middel uit de Friese veengebieden: de lawei. Bij de Matsloot waar nu het gemaal staat, werd een hoge paal opgesteld waaraan een ronde mand kon worden opgehesen. Tijdens de schafttijden ging die "bal" omhoog, zodat alle arbeiders in de polder, van Vierverlaten tot Roderwolde en van de Rowolmerdijk tot Sandebuur, konden zien dat het tijd was om een stukje brood te eten.

Verwarmde en comfortabele schaftketen had men nog niet. De schaftketen uit die dagen werden samengesteld uit drie losse schotten, waarop men metalen golfplaten had gelegd. De voorkant bleef gewoon open. Aan beide zijkanten was een paal bevestigd, zodat men de keet gemakkelijk kon optillen en met de rug naar de wind kon zetten. Een paar graszoden werden op elkaar gestapeld en daarover kwam een plank als zitting. Bij koud weer was het schaften dan ook geen pretje. Trouwens, erg lang duurde de schafttijd niet: zodra de bal weer naar beneden ging moest men weer aan het werk. Nee, erg plezierig hadden de werklozen het niet achter Roderwolde!

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)