Berigt 65: het verkeersnet, deel 4 (uit: “Rowol Toendertied”)

 

De laatste weken wordt er veel gefietst en gewandeld. Lopen was ooit de meest normale manier om van A naar B te gaan.

 

In de tijd dat men zich vrijwel alleen te voet van de ene plaats naar de andere kon begeven waren voetpaden natuurlijk zeer belangrijk. In een tabel van voetpaden uit 1874 worden genoemd:

1.    Het Haarveenster voetpad, zijnde zandpad langs de Haarveensche Dijk vanaf Leutingewolde. Breed 1,5 meter.

2.    Voetpad naar Roderwolde, zijnde zandpad. Dit voetpad begint bij de keistraat te Roden en loopt in eene N.O. rigting bijlangs den weg van Roden over Foxwolde naar Roderwolde. Breed 1,5 meter.

3. Een voetpad naar Peize over het Moleneind.

Verder waren er ook in het dorp Roderwolde enkele voetpaden, die voor een deel tot voor enkele jaren nog in gebruik waren. Het bekendste pad liep van de Achtersteweg no. 1 (R. v. Zonneveld) naar de Voorsteweg, waar het naast de molen uitkwam. Een ander pad liep van de Achtersteweg naar het huis van de familie Klevering en dan dwars over de es naar het vorige pad. Deze paden werden de "heegpaden" genoemd. Vanaf ± 50 meter achter de molen liep er nog een pad "achter de hoven" langs naar de Pastorielaan. Zo'n pad werd bij het bewerken van de akkers gewoon omgeploegd, maar enige tijd later liep men weer als vanouds dwars door de aardappelen of de rogge alsof er niets gebeurd was. Tenslotte was er ook nog een pad van de Achtersteweg naar de boerderijen in De Hoek.

Van Sandebuur kon men dwars door de weilanden over vlondertjes naar de Kerkhoflaan lopen. De watermolen van Rademaker was te bereiken langs een voetpad met vlondertjes vanaf het kerkhof. Na het graven van de Rodervaart in 1891 liepen de bewoners van Sandebuur langs het "bootpad" van Sandebuur 7 (W. Gratama) naar "De Opslag" aan de vaart als ze met het Roder beurtschip naar Groningen wilden.

 

Vervoer over water

Heeft het dus tot 1934 geduurd voor Roderwolde een, voor die tijd, vrij goede wegverbinding met Groningen kreeg, over water was de stad al veel eerder goed te bereiken.

 

In de Groninger Volksalmanak van 1837 staat vermeld: "De dorpschepen van (...) Peize, Rhoden en Steentil komen meest alle marktdagen, die van Rhoderwolde vrijd. in de Stad en zijn te bevragen in de Herbergen De Zwaan, Slingerij en Stads-Herberg, buiten A-poort".

Het Rowolmer beurtschip vertrok 's morgens vroeg van de Voorsteweg. Met een paard werd het schip dan door de Schipsloot naar het Peizerdiep getrokken. Vervolgens voer men op eigen kracht of trok men het aan de lijn naar Vierverlaten. Daarvandaan werd het schip door een scheepsjager door het Hoendiep naar Groningen gebracht, 's Avonds bracht deze het schip ook weer naar Vierverlaten terug. Soms gebeurde het wel eens dat hij zo dronken was dat hij onderweg van zijn paard viel. Dan werd hij maar in het schip gelegd en een van de bemanningsleden nam zijn taak over.

De beurtschepen van die tijd waren maar kleine bootjes: "het markschip van Roderwolde op Groningen" was maar 13 ton (verslag van de toestand der gemeente Roden over het jaar 1871). De "Jonge Jan" was later ruim tweemaal zo groot.

 

Het tonnage van een schip is niet het gewicht, maar de inhoud van de laadruimtes (het verplaatste watervolume).

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)