Berigt 68: het verkeersnet, deel 5 (uit: "Rowol Toendertied")

 

Wanneer de Schipsloot is gegraven, is niet bekend. Wel komt zij al voor op de kadasterkaart van 1832. Vermoedelijk is het de vaarweg geweest waarlangs de bewoners van het buitenhuis "Woldzigt" het open water van het Peizerdiep konden bereiken. Ook weten we niet wanneer het Rowolmer beurtschip voor het eerst heeft gevaren. Als schippers worden genoemd Arent Jans en Stoffer Atlas. Een zekere Lanting (een oom van Siemen ter Steege sr. van de Achtersteweg) wordt ook wel als schipper vermeld. De familie Belga heeft vele jaren de beurtdienst op Groningen onderhouden. Tot 1910 met een zeilscheepje, later met een motorboot "De Jonge Jan" (27 ton).

Als de Peizermade 's winters helemaal blank stond was het voor de schipper moeilijk de goede vaarroute te onderscheiden. Daarom ging Belga in de herfst met een wagen naar de Lieverse Bos om hulsttakken te halen. Die werden dan aan de kant van het Peizerdiep in de grond gestoken en zo kon de schipper bij hoog water toch de juiste weg vinden door de onafzienbare watervlakte. Tenminste, wanneer het licht was! Als het 's morgens vroeg nog donker was viel het niet mee de goede weg te vinden. Zo kon het gebeuren dat op 7 december 1841 het vrachtschip van Peize bij de Nieuwe Waarden verongelukte, waarbij zes personen zijn verdronken.

 

Met het beurtschip werden allerlei goederen naar de markt gebracht. De vrouwen gingen er heen met eieren en zelfgekarnde boter. Ze hadden daarvoor verschillende vaste adressen, maar ook op de markt werden de waren wel afgezet. In november werd er vaak "dood spek" vervoerd. Dat waren geslachte varkens, die door particulieren of instellingen zoals het Pepergasthuis waren gekocht. Ook op de markt werden deze varkens wel verhandeld.

 

Alle produkten van en voor de molen "Woldzigt" werden door de Schipsloot vervoerd. Het lijnzaad of het koolzaad lag los gestort in het ruim van het schip en moest dan eerst in zakken worden geschept, die door "dragers" op de nek naar de zolder van het molenhuis moesten worden gedragen.

Ook kermisvermakelijkheden, zoals de draaimolen, de schiettent, de oliebollenkraam en de Kop van Jut kwamen met scheepjes door de Schipsloot naar Roderwolde, evenals de bouwmaterialen voor de timmerman. Schipper Klaas Kuiper overwinterde vaak met zijn scheepje in de haven. Zijn kinderen gingen hier dan naar school.

Schepen met stro en natte pulp en met sintels voor de verharding van de Achtersteweg en de weg naar Sandebuur bereikten langs deze weg het dorp.

De beurtschipper vervoerde niet alleen goederen en reizigers, hij deed ook allerlei boodschappen voor de inwoners van Roderwolde. Had moeder een bos garen nodig, dan kreeg de schipper een draadje mee, zodat hij in de winkel kon zien welke kleur en welke kwaliteit hij moest meenemen.

Zo is het kleine haventje jarenlang de uitvalspoort van Roderwolde geweest naar de grote wereld. Helaas heeft men in 1964 de haven gedempt.

 

De redactie van Rowol Toendertied noemt het heel netjes "gedempt", maar dat hield in dat veel rotzooi in de Schipsloot werd gestort. Dat was in die tijd op veel plaatsen gebruikelijk.

Al sinds het opstellen van het Integraal Basisplan voor Roderwolde in 1991 beijverden enkele dorpsbewoners zich om weer iets moois van de oude haven te maken. Pas nadat in 1999 de vrachtwagenloods van Belga naast de Schipsloot afbrandde kwam er schot in de zaak en nam Dorpsbelangen het voortouw in het havenproject. In 2006 kon de fraaie nieuwe "Schippershaoven" in gebruik worden genomen.

 

Nog even wat meer over het ongeluk van 1841: dit was landelijk nieuws. Zo stond bijvoorbeeld in het "Dagblad van 's Gravenhage" van 13 december te lezen:

 

 

Het was dus niet het eerste ongeluk met het beurt- of veerschip. Wat er "voor ongeveer 40 jaren" gebeurde, beschrijft De Ommelander Courant van 15 december 1801. Er kwamen toen drie passagiers om het leven:

 

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)