Berigt-76: het Haarveen rond 1900  (uit: Rowol Toendertied)

 

De ontwikkeling van het Haarveen is voor een groot deel te danken geweest aan de aanwezigheid van scherp zand in de ondergrond, met name in het westelijk gebied waar gebaggeld werd. Bij de veiling van de landerijen in 1902 van de Weduwe Datema (Sikken Ol' Annechie, zoals ze door iedereen genoemd werd) wordt bij de beschrijving van de Haarveense percelen meestal een speciale vermelding gemaakt: "perceel nr. 55, Haarveen aan oostkant van Hollander waarin scherp zand".

Deze ontwikkeling begon in 1891/92 met de aanleg van de Rodervaart. Het nieuwe kanaal van Roden naar het Leekstermeer doorsneed de lange slagen van het Haarveen aan de westzijde, maar men ziet aan de richting van de kavels dat ze oorspronkelijk bij de overkant hoorden. Het scherpe zand dat bij het graven van het kanaal tevoorschijn kwam werd direkt door schepen over het Leekstermeer afgevoerd. Voor dit grote karwei, dat met handkracht uitgevoerd moest worden, werden mannen uit Limburg en Brabant als gastarbeiders te werk gesteld. Maar ook veel inwoners van het Haarveen profiteerden van de geboden extra werkgelegenheid. Het laatste gedeelte van het trajekt aan de kant van Roden bleek veel potklei te bevatten. Dit werd afgegraven en voorlopig op een zogenaamde "stort" opgeslagen, vlakbij het natuurbad in Dwazziewegen.

 

Toen het kanaal daar eenmaal lag, kon ook de zandwinning van het Haarveen op poten gezet worden. Deze afgraving is jarenlang een winstgevende zaak geweest voor de inwoners van het Haarveen. Ook op langere termijn heeft de zandwinning veel invloed gehad, daar het woeste gebied langzaamaan veranderde in een vruchtbaar cultuurlandschap. Aan het begin van de eeuw bracht het bedrijvigheid in de streek en vooral brood op de plank!

 

 

In de Leekster Courant van 12-2-1914 kwamen we het volgende bloemrijke artikel tegen, geschreven naar aanleiding van de Haarveense afgraving:

"Waardeloze dingen kunnen waardevol worden en de waarde-aanbrenger is dikwijls het water. Daarvan ziet men een sprekend voorbeeld aan de Roonervaart. De heidevelden van 'Haarveen waren voor het kanaal er lag te koop voor 25 à 50 gld. de ha. Nu zijn er bunders die 200 gld. waard zijn. En niet alleen de eigenaars der velden profiteren van de verbetering door het kanaal, ook tal van arbeidersgezinnen verheugen zich in een goed weekgeld, daar de man schat (zand) graver is. Wandelt men langs de zandweg bij de Roonervaart, dan ziet men op een tiental plaatsen rails die uit het veld komen en bij den weg eindigen. Daarlangs wordt zand uit het veld aangevoerd, soorten scherp zand en slemp zand. Een aardig gezicht is het verder, zo'n 15-tal schepen te zien die allen gretig zijn, zand te laden. Als straks het bedrijf volop aan de gang is moet er per dag, naar wij vernemen, meer dan 300 m3 zand worden afgevoerd. De grootste ondernemer heeft dan een 30 à 40-tal gravers nodig. Ook voor de schatkist der gemeente wordt dat een aardig faveurtje. Tel maar eens. Per dag 300 ton, per ton 5 ct. kanaalgeld, geeft 15 gld. Per week ƒ 90,-. Duurt de drukte 4 mnd. dan geeft dit een baat van ƒ 1440,-. Dan is nog niet meegerekend de kalme drukte in de andere tijden. Dat Roden zijn kanaal indertijd gekregen heeft, al heeft het ook grootse moeite gekost, is thans voor velen een bron van genot".

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)