Berigt-81: het Haarveen omstreeks 1930 (uit: Rowol Toendertied)

 

Toen de zandwinning was afgelopen, en de ondergrond weer toegedekt met de klei van de "stört", was er van het oude woeste veld weinig meer te zien. De eens zo onvruchtbare grond kon dankzij het gebruik van kunstmest verbeterd worden en veranderde in agrarisch gebied. Aan de oostkant van de weg lagen de bouwkampen, en aan de westkant de weilanden. Langzamerhand hadden sommigen de gelegenheid gehad om wat grond bij te kopen en hun bedrijven uit te breiden. Veel bewoners hadden wat varkens, en bij iedereen stond wel een geit langs de weg, de koe van de arme.

De meeste Haarveners konden niet alleen bestaan van de opbrengst van het boerenbedrijf. Niet iedereen had een eigen paard, en moest daarom in ruil voor arbeid een paard lenen bij een buurman. In het hele Haarveen was voor de oorlog maar één "twee-paards" boer. De anderen verdienden er allemaal iets bij. Sommigen gingen naar Friesland om in de zomertijd te maaien, enkelen gingen in het najaar naar de suikerfabriek in Hoogkerk. Al het werk werd aangepakt dat voorhanden was: ze gingen houtkappen of turfsteken in het Bunnerveen, ze waren klompenmaker, mollenvanger, lijstervanger, visser of fietsenmaker. Ze werkten op de zuivelfabriek in Roden, in Nietap op de vlasfabriek, waar ook wel vrouwen heen gingen, of gewoon als boerenarbeider bij een groter bedrijf. En in slechte tijden zaten ze soms in de werkverschaffing.

 

Een enkeling is het in die jaren gelukt om zich er boven uit te werken en een echte onderneming te starten. Zo iemand was de zoon van de familie Hagenauw. Hij had een goed verstand en was niet benauwd om iets nieuws op te zetten. Hendrik was fietsenmaker en betrok zijn rijwielen uit de stad van de firma Velleman. Het duurde niet lang of Hendrik werd daarom zelf Velleman genoemd. Daarnaast was hij ook wethouder van de gemeente Roden en een progressief denkend mens. Door familie in Nietap, die een dorsmachine had, werd hij omstreeks 1920 op het idee gebracht om zich ook zo'n machine aan te schaffen. Dit bleek een gouden vondst te zijn, en al spoedig gaf de dorsmachine werk aan zeven man, de meesten uit het Haarveen. Deze machine was een zogenaamde "bossenmachine", een zelfbinder waarin het gedorste stro automatisch door touwtjes in bossen werd gebonden. Het duurde niet lang of iedereen noemde deze touwtjes "Vellemanstouwtjes". Het werd een bloeiend bedrijf, dat later door Jansma, het eerste gemechaniseerde loonbedrijf in deze streek, werd overgenomen.

Maar er waren er meer. Hendrik Brink werd direkteur van de coöperatie "Excelsior" en een bekende figuur in het dorpsleven van Roden. Hendrik Meijer werkte op het notariskantoor en was jarenlang de rechterhand van de notaris. Hij kende iedereen en iedereen vroeg altijd eerst naar hem.

 

Het Haarveen had een kleurrijke bevolking. Men trok veel samen op en altijd gebeurde er wel iets, "mooi en mal". De mensen hadden een sterk saamhorigheidsgevoel, ooit waren ze immers allemaal op dezelfde manier begonnen: met bijna niets. Het was er in de jaren voor de oorlog behalve arm, vooral gezellig. Bij de zomerdag, als het werk erop zat, zochten de mannen elkaar op en gingen samen blok gooien op de "Houk" bij Jannes de Rink, of ze zaten lekker in 't zonnetje tegen de muur bij Harm Klaassens te kaarten. Op zaterdagavond togen ze gezamenlijk naar de winkel van Van Zanten op de hoek van het Haarveen en de Groeve. De winkel (en stille knip) van Jannes en Janna was een verzamelpunt voor heel het Haarveen en die van Foxwolde. Ze zaten dan gezellig met elkaar in de keuken en kregen koffie met koek. In de loop van de avond kwamen de sterke verhalen los en dan "wör 't er mooi zegd".

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)