Berigt-86: 100 jaar korfbalvereniging I.S.L.O.K. - Foxwolde

 

U weet misschien dat O.D.A. in 1947 werd opgericht. Maar 25 jaar eerder werd er in Foxwolde al gekorfbald. Dat is reden genoeg om aandacht te schenken aan deze voorloper van de Rowolmer korfbalvereniging.

 

In de periode na de eerste wereldoorlog ging het redelijk goed in Nederland. In veel plaatsen bestonden kleine sportverenigingen en daar waren ook korfbalverenigingen bij. Het was een echte plattelandssport, waarbij de sport zelf niet eens altijd op de eerste plaats kwam. Alleen in de zomermaanden waren er contacten tussen de verschillende verenigingen, die op "blikjesjacht" gingen: bij een plaatselijk café werd een wedstrijd of toernooitje gespeeld met als inzet een tak, medaille of beker die door de caféhouder beschikbaar was gesteld. Na afloop was dan vaak een danspartij of feestje georganiseerd.

De Nederlandsche Korfbal Bond probeerde om deze wildgroei in goede banen te leiden, maar dat wilde niet overal goed lukken.

In elk geval niet in Foxwolde. In 1923 (misschien al in 1922) ontstond daar de "wilde" korfbalvereniging ISLOK (In Samenspel Ligt Onze Kracht), met als oprichters de notarisklerk Hendrik Meijer en Jo van Balsvoort, die van 1921-1924 onderwijzeres in Roderwolde was.

Een zwager van ISLOK-speler Jan van Zanten was de caféhouder Marten Scheepstra en het was misschien niet zo vreemd dat ISLOK haar thuiswedstrijden achter zijn café in Foxwolde speelde. Er lag daar een stukje land waar net drie vakken konden liggen, groot genoeg dus.

Hoewel er voldoende spelers zijn geweest voor twee teams, sloten zij zich niet aan bij de Drentse Korfbal Bond, waarschijnlijk vanwege de hoge bondscontributie. Het gevolg was wel dat zij niet tegen alle verenigingen in de buurt konden spelen, want Tolbert, Leek, Zevenhuizen en Oostwold b.v. waren wél bij de bond aangesloten en mochten niet uitkomen tegen ploegen als ISLOK.

Er ontstond daarom een eigen competitie al was die wel erg klein, zo lezen we in een stukje in het Nieuwsblad van het Noorden van 8 november 1923:

 

 

Er waren dus gelukkig genoeg plaatsen over om wel heen te gaan: o.a. Eelde (Concordia), Peize (Door Eendracht Sterk), Paterswolde (Actief), Roden (Tot Ons Genoegen Is Deze Opgericht) en Zeijen. Deze wedstrijden werden 's zondags gespeeld, voor velen de enige dag waarop niet gewerkt werd.

Al te groot mochten de reisafstanden niet zijn, omdat de tocht per fiets gemaakt moest worden en sommige spelers en speelsters met "melkerstied" weer thuis moesten zijn. De fiets was in die tijd geen luxeproduct meer: de 7 miljoen Nederlanders hadden samen zo'n miljoen fietsen.

 

Ondanks de aanschaf van twee ballen en trainingen in de zomer heeft ISLOK de kranten maar een paar keer gehaald; zo stond er in de Leekster Courant een berichtje dat zij op een toernooi achter TOGIDO de tweede plaats bereikten. Dat was een toernooi eind augustus 1923 ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina en het werd in Roden gehouden op het land van Dikke Willem (Scheepstra), een bekende naam uit die tijd.

In de zelfde maand waren er sportwedstrijden bij een feestweekend in Paterswolde:

 

 

De spelregels verschilden niet zo erg veel met die van tegenwoordig, maar of er in de "wilde" wedstrijden altijd wel strak de hand aan werd gehouden is een andere kwestie. Wat in elk geval vroeger duidelijk anders was dan nu, was het gedekt doelen. Doelen als je verdedigd stond was onsportief, maar de korfbalbond schreef:

"Den aanvoerders van 12-tallen en scheidsrechters wordt er op gewezen dat een doelpunt gemaakt uit een gehinderden stand NIET geannuleerd mag worden."

 

 

Foto ISLOK 1923 (?)

Staand v.l.n.r.: Marten Scheepstra, Hendrikje Bathoorn-Luinge, Hendrik Oosterhoff, Geertje Scheepstra-Rozema, Jan Hagenauw, Wilmien Rozema-Hoff, Trientje Noord, Ties Rozema, Grietje Busscher.

Zittend v.l.n.r.: Hendrik Douwes Gzn., Piet Oosterhoff, Hendrik Meijer.

 

Op deze foto is een deel van de ISLOK-leden vereeuwigd, maar er zijn veel meer spelers geweest. De meeste namen zijn nog bekend:

Jantje Homan, Derkje Baving, Antje Luinge-Brink, Hennie Datema-Meijer, Roelfien van der Werff-Ploeg, Jantje Hagenauw, Luut Blauwwiekel, Hendrik Boer, Jannes Talens, Mans Kok, Piet Scheepstra en Jan van Zanten onder anderen.

Let eens op de kleding: enkele heren droegen al een soort ODA-tenue: groen shirt met witte kraag en van voren twee knoopjes, witte manchetten en een zwarte broek.

 

Zoals ODA werd opgericht vanuit de schaatssport, zo hielden de spelers van ISLOK zich ook met hardrijden bezig. In de winter van 1923-1924 (met een minimumtemperatuur onder -20) trokken ze daarvoor eropuit, maar zij organiseerden ook zelf een rijderij.

 

 

 

Het zijn de laatste activiteiten van ISLOK geweest, want daarna verschenen ze niet meer in het nieuws. Het clubje heeft dus hooguit twee jaar bestaan; misschien dat ergens in een hoekje op een zolder nog een paar medailles een tastbare herinnering zijn. Waarschijnlijk was naast een gebrek aan dames vooral het werk op de boerderij een reden voor het einde van ISLOK. De afwezigheid van de spelers begon de families vast te vervelen en het werk ging, zeker toen, nog voor de sport.

 

WvdV