Berigt-88: schaatsijs

 

Het is februari, de maand waarin de meeste Elfstedentochten zijn verreden. Wie nu 's middags buiten is, hoort voorzichtige voorjaarsgeluiden. Heel wat anders dan de klanken van ijsbaanmuziek die je vroeger in deze tijd voorbij kon horen waaien.

 

De wintertijd was ook de periode van de kortebaanwedstrijden. Dat was geen misselijke sport. Op  www.schaatshistorie.nl  lezen we:

Schaatsen voor het geld. Heel veel geld! Zakken vol met rinkelende, zilveren, rijksdaalders. Kortebaanschaatsers krijgen niet alleen prettige gevoelens in de onderbuik als de thermometer onder nul duikt, maar horen ook de kassa rammelen. Dat was toen, maar is ook nu. Wat de kermiskoers voor Vlaanderen is, is het kortebaanschaatsen voor Friesland. Ieder dorp zijn grote toernooi. Kasteleins en lokale schaatsclubs zorgen voor het prijzengeld. De grootste prijzenpot, de beste rijders. En niet van dat benepen kruideniersgedoe. De winter van 1946 had Friesland acht wedstrijddagen waar twintigduizend gulden te verdienen was. Een arbeider vond wekelijks vijftig piek in zijn loonzakje. In een goede winter kon een kortebaanschaatser meer verdienen dan een jaar hard werken bij een baas.
Kortebaanrijders dus. Man tegen man. Rammers over honderdzestig meter.

 

Net zoals 100 jaar geleden de café-eigenaren in de zomer korfbal- en voetbaltoernooien organiseerden, zo deden ze dat 's winters met schaatswedstrijden. Bijvoorbeeld in 1864 in Peize, waar natuurlijk ook deelnemers uit Roderwolde waren:

 

 

Roderwolde deed niet voor Peize onder. Zo berichtte de Provinciale Drentsche en Asser Courant er over in 1865:

 

 

Het waren tijden waarin het overstroomde lage land naast het Peizerdiep zich ver uitstrekte. Als het goed gevroren had, was er heel veel ijs om op te schaatsen.

(In bijna alle verslagen is naast "de prijs" ook sprake van een premie, maar het hoe en waarom wordt nergens toegelicht. De KNSB werkt nog aan een reactie.)

 

In 1885 was er een rijderij die door Eikema, de uitbater van het Blauwe Paard, werd georganiseerd. Nog net op tijd, want de dooi trad al in.

 

 

Plaatselijke correspondenten van de bladen hadden in die tijd een prachtig taalgebruik: "Elken middag zwiert en zwenkt en zwaait het jeugdige volk de ijsvlakte over. Maar toch was gisteren veel meer beweging op de bevroren vlakte dan anders. En geen wonder, want de kastelein Eikema gaf den meesters in de kunst van het schaatsenrijden gelegenheid hunne krachten te beproeven."

 

Nadat in 1895 de "IJsvereniging Roderwolde" was opgericht ging deze natuurlijk zelf wedstrijden houden. In 1912 was er ook eentje voor de jongeren, met prima prijzen:

 

 

In 1919 waren er reguliere wedstrijden, waarbij alle prijzen naar niet-Rowolmer gingen. Als troost was er daarna een hardrijderij voor de eigen leden. Het mocht blijkbaar niet te veel kosten, want er waren alleen kunstvoorwerpen te winnen. Dat er muziek bij de baan was, was in die tijd vast een nieuwigheid, dus het vermelden waard.

 

 

De winter van 1927 was er eentje van niks. Dat het watermolentje dat bij de baan dienst deed het begaf, was toen niet meteen een ramp. Het leverde wel een stukje op in het Nieuwsblad van het Noorden:

 

 

Niet iedereen kon goed op schaatsen uit de voeten, maar Roderwolde had een ijsvereniging en geen schaatsvereniging. Aan het einde van de zeer koude winter van 1929 kon men zich daarom ook warm prikken:

 

 

Veel schaatsijs zullen we de komende tijd niet meer zien. Misschien volgend jaar …

 

WvdV