Over molen Woldzigt

 

Onderstaande tekst is geschreven door Gerard Roelfzema, ex-penningmeester van de Stichting Olie- en korenmolen Woldzigt en ex-voorzitter van de Vereniging Dorpsbelangen Roderwolde e.o.

 

Elk voorjaar ontvangt het bestuur van de Vereniging Dorpsbelangen het jaarverslag van de St. Molen Woldzigt. In het bestuur van Woldzigt kwam de vraag: waarom eigenlijk? In het volgende stuk staat enige uitleg over deze relatie.

Dorpsbelangen behartigt en behartigde de belangen van ons dorp, belangen zoals wij als leden, U dus, dat zien. Dat is niet eenvoudig. Ik heb het Notulenboek van Dorpsbelangen betreffende onze Molen - en zoals blijkt uit het grote aantal donateurs ook uw Molen - over de periode van 13 oktober 1959 tot 21 maart 1974 gelezen. Van de betreffende periode heb ik alleen de belangrijkste gebeurtenissen woordelijk uit het Notulenboek van Dorpsbelangen overgenomen.

 

29 maart 1960

Na langdurige besprekingen van het bestuur van Dorpsbelangen met het gemeentebestuur en de Zuivelfabriek te Roden, eigenaar van Woldzigt, kon de molen geheel gerestaureerd worden. Het werd dan ook wel tijd, want reeds was een gedeelte van de stelling omlaag gekomen. Op 3 december 1959 vond de plechtige ingebruikstelling plaats. De officiële opening werd verricht door de burgermeester. Radio, pers en Polygoon waren uitgenodigd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de oliemolen van Roderwolde in heel ons land in de bioscopen werd vertoond. Met twee bussen werd een bezoek gebracht aan het Corsotheater te Leek waar een speciale filmvoorstelling voor Roderwolde werd gegeven. Helaas was de hoofdfilm niet zo dat we van een succes kunnen spreken.

De heer Pietersen vraagt naar de molen. Is deze te bezichtigen? De heer Roel Aukema zal spreken met de heer Bakker van de VVV te Roden, of er ook propaganda voor de molen gemaakt kan worden.

Het saldo dat aan de Kerkenraad kan worden overgedragen van de opbrengst van de molendag, was niet erg groot. Bij de rondvraag informeert de heer Datema naar de opleiding van de “koukebakkers” voor de molen. In de Schoolkrant zullen liefhebbers worden opgeroepen. Ook wijst de heer Datema nog op de woning voor de molenaar. De heer M. Scheepstra zegt dat de Melkfabriek hier een eerste taak heeft.

 

3 maart 1964

De heer Datema wijst op de toestand van de korenmolen. Hij vraagt aan Dorpsbelangen of die een brief kan sturen aan het bestuur van de Zuivelfabriek te Roden.

 

1966

Bij de rondvraag merkt dhr. Veenstra op dat de molen op verschillende plaatsen lekkage vertoont, wat inhoudt dat de eigenaar tekort schiet met het onderhoud. Ook de weg van en naar de molen wordt slecht. De voorzitter licht een en ander toe. De molen is een geval als vele. De inwoners stellen grote prijs op behoud van de molen. De eigenaar wil hem gaarne kwijt vanwege de hoge onderhoudskosten, de gemeente was wel genegen de molen over te nemen. Hier spreken de financiële gevolgen een hartig woordje mee. En dan is er nog Monumentenzorg, maar daar is de bodem van het geldkistje ook vaker zichtbaar dan gevuld.

 

4 maart 1969

Na vragen van dhr. Bathoorn en dhr. Smit of de St. “de Hollandse molen” onze molen niet zou willen overnemen volgt een discussie. Restauratie is volgens wethouder De Boer ook direct nog niet klaar, hij is er niet wild van. Verder voor verfraaiing en verbetering van het dorpsbeeld zal contact worden opgenomen met de Melkfabriek en de Gemeente voor behoud en een grondige opknapbeurt van de molen, Roderwolde waardig.

 

19 maart 1970

Op de vergadering, waarbij dhr. Ley (gemeentesecretaris) aanwezig was, is gesproken over de bestemming van de molen, die helaas nog niet gerepareerd is. Op 20 maart komt de molen in stemming in de Raadsvergadering. Na een en ander nog wat te hebben toegelicht - speciaal welke functie de molen na restauratie zal krijgen- hopen alle aanwezigen dat dit voor elkaar komt. Hierna informeert dhr. Belga nog naar de bestemming van de molen, kunst of iets dergelijks of een antiekhandel.

 

7 december 1970

De restauratie gaat door, dus wordt er meer aandacht aan besteed. Hoe nu verder? Algemeen was men van oordeel dat hij dan algedurig weer in werking moet en dat ook de inrichting ervan als kunst- antiek- of pannenkoekhuisje o.i.d. van groot belang is evenals de aanleg om de molen.

 

10 november 1971

De restauratie is begonnen dus wordt er uitvoerig over gesproken welke mogelijkheden er zijn, zowel binnenshuis als buitenaanleg. Aangezien het nog niet bekend is welke ruimten er beschikbaar komen is men toch wel van mening dat dit zoveel mogelijk moet worden aangepast met iets uit eigen omgeving. De Natuurwacht wordt genoemd evenals streekeigen gereedschappen en -producten. Het buitengebeuren ziet men zo:

Samenvoeging van de tuinen S. Busscher – E. Buring – J. Datema. Hiervoor een mooi gazon en aanplanting en een parkeergelegenheid op de voormalige Schipsloot van Gbr. Belga. Als dit gereed is een paar welkomstborden met “Rust in Roderwolde” met als blikvanger een molen erop geschilderd, volgens de heer Van der Velde.

 

20 maart 1972.

De restauratie van de molen is begonnen. Volgens de voorzitter heeft Dorpsbelangen een stem in ’t kapittel wat betreft de inrichting in en om de molen. Overigens is men wel van mening dat de molen weer moet gaan draaien. Diverse stemmen gaan op om een gediplomeerde molenaar plus koekenbakkers aan te trekken. Hiervoor is wel animo, volgens de voorzitter. Dhr. P. van der Velde voelt wel voor wat de vrijgekomen ruimten betreft voor een expositie van oude bakkerijattributen.

 

13 december 1972

De molen is bijna klaar, nu de woningen nog. Die van E. Buring krijgt direct een volledige opknapbeurt en die aan de andere kant wordt wel gerestaureerd op het afwerken na. Dus komt er zowel boven als beneden alles vrij voor expositieruimte. De voor- en achtertuin zullen worden opgeknapt, evenals de oude kolk van gebr. Belga. Hierop volgt een levendige discussie. Velen informeren naar het financiële gedeelte wat betreft de kosten van aanschaf voor diverse voorwerpen, rondleiden en schoonhouden van het geheel. Ook is er een grote groep die niets voelt voor zo’n grote expositieruimte en wou liever de 2e woning ook maar klaar maken voor een klein gezin, die dan eventueel het schoonhouden en rondleiden voor zijn rekening neemt. Dorpsbelangen heeft voorgesteld een Commissie samen te stellen en dat is gebeurd. Dorpsbelangen krijgt twee vertegenwoordigers in de Commissie, later in de Stichting Olie- en  korenmolen Woldzigt. De heer F. Aukema merkt naar aanleiding hiervan op: “Ik ben oud en heb deze eerste vergadering bijgewoond om na te gaan of ik een positieve bijdrage zou kunnen leveren. Er zijn voldoende goede ideeën en jullie redden dat best zonder mij. Dat ik niet weer kom is dus een compliment, geef dat maar aan de Commissie door.”

 

De notulen in de periode 1959 tot en met 1974 zijn geschreven door de volgende secretarissen van Dorpsbelangen:

P. van der Velde tot 1965, H. Oosterhof tot 1968, L. van Zanten tot 1969, L. Hoff t/m 1973.

Het hiervoor geschrevene is slechts een klein gedeelte van alles wat in de notulen van Dorpsbelangen is opgetekend. Hoeveel bezoeken door het bestuur van Dorpsbelangen aan het Gemeentehuis zijn gebracht weet ik niet, er is door de toenmalige bestuurders veel energie in gestoken. Zonder anderen tekort te willen doen: één van de oud-voorzitters, kleinzoon van één der oprichters van de molen, de heer Jan Datema heeft hierin een groot aandeel gehad.

Teneinde Dorpsbelangen op de hoogte te houden van de verdere gang van zaken is door het molenbestuur besloten Dorpsbelangen jaarlijks verslag uit te brengen van de financiële toestand van “hun”-“uw”molen en het gebeuren daar omheen. Bovendien gaat een jaarverslag naar het Gemeentehuis (ik meen dat dit verplicht is).

Hoewel Dorpsbelangen en molen Woldzigt bestuurlijk volkomen los van elkaar staan, houdt Dorpsbelangen toch inzicht.

 

Onze Molen - Uw Molen!

                               (AvD)