Burengerucht en baldadigheid
We beschouwen “vroeger” als een rustige tijd. Geen geluidsinstallaties waar mensen zich aan konden storen, geen lawaai van machines met motoren.
Misschien was het gezang op de thuisreis na een feestje het enige nachtelijke lawaai dat voor overlast kon zorgen, maar of daarvan in 1862 ook sprake was? Stonden ze onder het raam van een “dienend beambte” herrie te maken? In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 24 mei lezen we in elk geval hun veroordeling. De boetes waren in die tijd niet mis:
Het was in elk geval niet erg handig om te proberen via omkoping onder zo'n bekeuring uit te komen. Herriemaker Kornelis had beter moeten weten; nu moest hij in september 1901 voorkomen:
En nog erger dan een keertje herrie was toch wel baldadigheid. Daar hielden ze in Roderwolde niet van. Het Nieuwsblad van het Noorden wist op 11 januari 1936 te melden dat daar hopelijk een eind aan gekomen was. Zelfs de Rijkspolitie was er aan te pas gekomen:
WvdV